Dora, Berta en Antoinette Steuer

Silhouette_Toni_aufWeiss

De in 1927 geboren Dora Steuer en haar twee jaar jongere zus Berta (Betty) Steuer wonen met hun ouders, de textielverkoper Aron Steuer en zijn vrouw Klara (geboren Fahn) in de Turmstraße 17 in Essen. Na de geboorte van hun derde dochter Antoinette (Toni) in 1936, wordt Klara Steuer zwaar ziek en bijgevolg in verschillende psychiatrische instellingen opgenomen. In februari 1941 wordt ze in de psychiatrische inrichting Hadamar opgenomen, een euthanasiecentrum van het nationaalsocialistische euthanasieprogramma, waar ze dezelfde dag nog om het leven wordt gebracht.

Aron Steuer kan niet anders dan zijn dochters elders onder te brengen. Het Israëlitisch Weeshuis Dinslaken vangt op 15 juni 1938 Dora en Berta op, terwijl Toni vanaf 28 juni 1938 in het Israëlitisch kindertehuis in Keulen verblijft. Op 28 oktober 1938 wordt Aron Steuer tijdens de zogeheten Polenaktion van Essen naar de Poolse grens gedeporteerd. Na zijn terugkeer naar Essen wordt hij in september 1939 opnieuw gearresteerd. Drie jaar is hij een gevangene in de concentratiekampen Buchenwald, Ravensbrück en Dachau, waar hij op 7 augustus 1942 aan de gevolgen van mishandeling en ontbering sterft.

Dora en Berta behoren tot de kinderen van het Israëlitisch Weeshuis in Dinslaken die op 20 december 1938 Duitsland kunnen verlaten met een kindertransport naar Brussel. Ze worden door de Joodse koopmansfamilie Speyer in Kortrijk opgevangen. Door het naderende Duitse leger vlucht de familie Speyer in mei 1940 zoals vele andere inwoners van België samen met Dora en Berta naar Zuid-Frankrijk. Daar scheiden hun vluchtwegen. De familie Speyer, die de Nederlandse nationaliteit bezit, zorgt voor eigen visa om te kunnen emigreren. Kort ervoor hebben ze contact gelegd met Ottilie Gobel Moore, die de twee meisjes begin 1941 op haar landgoed in Villefranche-sur-Mer opvangt.

In de nazomer van 1941 regelt Ottilie Gobel Moore zowel voor Dora en Betty als voor acht andere kinderen een visum en tickets voor een boottocht van Lissabon naar New York. Tijdens een twee weken durende reis doorkruist de kleine groep Spanje en Portugal en bereikt uiteindelijk de haven van Lissabon, waar iedereen op 4 oktober 1941 aan boord kan gaan van de SS Excalibur. Bij aankomst in New York staat er op de voorpagina van de New York Post: „Angel of child refugees brings 10 of them here from Europe“.

Toni is nog geen drie jaar oud als haar oudere zussen in december 1938 Duitsland verlaten. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ze pas met het laatste transport van het Comité d’Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen) op 15 juni 1939 Duitsland verlaat. In Brussel vangt Renée de Becker-Remy, voorzitster van het CAEJR, haar thuis op. In mei 1940 evacueert het CAEJR zijn kindertehuizen. Meer dan 90 jongens en meisjes gaan op 14 mei 1940 aan boord van twee goederenwagons in het Brusselse station Schaarbeek, onder hen ook Toni. Haar bestemming is het toen nog onbezette Zuiden van Frankrijk, dat men na een reis van 4 dagen bereikt. Tijdens de eerste maanden verblijven de kinderen in erbarmelijke omstandigheden in een schuur op een grote boerderij in Seyre en vanaf midden 1941 in een afgelegen dorp nabij de Spaanse grens in het Kasteel van La Hille. Daar wordt Toni door haar leeftijd en zorgeloosheid een soort mascotte van het tehuis.

Toni Steuer behoort tot de kinderen uit La Hille die dankzij de hulp van de American Friends Service Committee (Quakers) naar Amerika kunnen reizen. Op 25 juni 1942 bereikt haar schip, de SS Serpa Pinto, New York. Iedereen wil de vijfjarige Toni met teddybeer onder de arm op beeld vastleggen. Enkele weken na haar aankomst kan Ottilie Gobel Moore ook Toni Steuer onder haar hoede nemen. Zo worden Dora, Berta en Toni Steuer na vier gescheiden jaren weer herenigd – een bijna onmogelijk reddingsverhaal. AS

Portretten van Dora, Berta en Antoinette Steuer: © De nakomelingen van Dora en Betty Steuer, Susan Sanders en familie