België als transitland

België is voor een aantal transportkinderen slechts een tijdelijke stop op hun vluchtroute uit het Duitse Rijk. Door de beslissing van het Belgische ministerie van Justitie om aan de Joodse kinderen uit Duitsland slechts een tijdelijke verblijfsvergunning te geven, zijn het (CAEJR) Comité d‘Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen) in Brussel en het Openluchtwerk ter Bescherming van de Kinderen in Antwerpen genoodzaakt een vervolgreis op touw te zetten. In samenwerking met de Movement for the Care of Children from Germany in Londen wordt de emigratie van 75 kinderen naar Groot-Brittannië gerealiseerd. Tot mei 1940 kunnen in totaal meer dan 200 kinderen naar andere Europese buurlanden, Palestina en overzeese gebieden emigreren – met of zonder ouders.

Vlucht en terugkeer naar het Duitse Rijk

Na de Duitse inval in België op 10 mei 1940 maken de in Duitsland achtergebleven ouders zich grote zorgen om hun kinderen, voor wie nu opnieuw vervolging dreigt. In enkele gevallen proberen de ouders hun kinderen uit België terug te halen. Onder druk van de Duitse bezettingsautoriteiten beginnen in januari 1941 repatriëringen van in België wonende kinderen naar hun ouders in Duitsland. Minstens 52 kinderen worden zo tot 1 april 1941 naar Duitsland teruggebracht. Zo zitten ze definitief als muizen in de val. De meerderheid van deze kinderen wordt later met hun ouders gedeporteerd en vermoord.

De twaalfjarige Max Ansbacher uit Würzburg belandt met een kindertransport op 31 januari 1939 in Brussel. In januari 1941 keert hij terug naar zijn ouders in Würzburg. In September 1942 wordt hij samen met zijn moeder gedeporteerd. Hij overleeft het getto van Theresienstadt en de concentratiekampen Auschwitz en Dachau. Na zijn emigratie naar Palestina wordt Max Ansbacher, nu Mordechai, hoofd van het museum van het nationale monument Yad Vashem. In 1961 getuigt hij tegen Adolf Eichmann.

Adi Bader uit Keulen ontsnapt dankzij de moed van zijn Belgische pleegmoeder aan een terugkeer naar Duitsland. Op 19 juni 1942 moet hij zich met zijn broer Georg melden in het station Brussel-Noord voor een transport naar Keulen bij de post van het Duitse Rode Kruis. Zijn pleegmoeder steekt er een stokje voor en plaatst Adi Bader in een kindertehuis. Daar is hij veilig voor een mogelijke arrestatie. Zijn vader, stiefmoeder en halfbroer Kurt worden op 20 juli 1942 van Keulen naar Maly Trostenets bij Minsk gedeporteerd en van het leven beroofd. AS