De strijd om herinnering en erkenning ­van de Ondergedoken Kinderen

Decennia na de oorlog werd ons verteld dat we maar kinderen zijn die niet echt begrepen zouden hebben wat er gebeurd is, of dat we niet echt geleden zouden hebben, of dat onze herinneringen onduidelijk zouden zijn; we moeten het verleden laten rusten en ons leven verderzetten. En dat hebben we gedaan. Decennialang hebben we niet gesproken en ons niet geïdentificeerd als overlevenden van de Holocaust.

Stefanie Seltzer en Daisy Miller beschrijven in 2015 de motivatie van de ooit ondergedoken kinderen om zich te verenigen.
© World Federation of Jewish Child Survivors of the Holocaust & Descendants

De ooit verborgen kinderen en nu actieve leden van de vzw Het Ondergedoken Kind tijdens een samenkomst met onze werkgroep in Brussel, v.l.n.r.: Marka Syfer, Regine Sluszny, Marcel Frydman, Eli Edelmann.

© Ursula Reuter

In dit studieboek dat in 2018 verschenen is, zijn verhalen van de ondergedoken kinderen verzameld. Zo moet de herinnering aan hun redding bewaard blijven.

©Martin-Buber-Instituut, ULB Brussel

Nathan Ben-Brith uit Hamburg, toen nog Leonhard Nathan Bundheim, komt samen met drie van zijn vier zussen en broers met het eerste kindertransport op 13 december 1938 in België aan. Hij wordt gedeporteerd en overleeft het concentratiekamp en de dodenmars. In 1947 emigreert hij naar het latere Israël.

© Wallstein Uitgeverij

De meeste Joodse kinderen die in België de Shoah overleven – van pasgeborenen tot jongeren – worden voor de Duitsers verborgen: het zijn ondergedoken kinderen. Hun ervaringen verschillen erg naargelang leeftijd en omstandigheden, maar er is wel een rode draad: hun ouders hebben hen wanneer ze het meest gevaar liepen met een onzekere toekomst bij vreemde mensen achtergelaten. Ze moeten zelf zien te overleven en hun identiteit, naam en zeker hun religie verzwijgen. De onzekerheid over hun ouders, de angst, kortom alle gevoelens moeten onderdrukt worden. Voor de transportkinderen uit Duitsland is de situatie zelfs nog moeilijker.

Na de bevrijding komen veel ondergedoken kinderen te weten dat hun ouders gedood zijn. Anderen keren vervreemd naar hun ouders terug en moeten weer een nieuw leven beginnen. Bovenop het wantrouwen kunnen ze na de oorlog niet eens over de gebeurtenissen met hun uit de kampen teruggekeerde ouders praten. De ervaringen van de ondergedoken kinderen spelen noch in het Joodse, noch in het niet-Joodse, naoorlogse België een rol.

Eens volwassen beschouwen de geredde kinderen zich nog steeds niet als een groep. Toch worden aspecten en puzzelstukken van hun verhaal verzameld. Enkele verborgen kinderen, waaronder ook transportkinderen, publiceren namelijk hun verhaal. Ook Sylvain Brachfeld, kroniekschrijver van het Joodse Antwerpen van voor de Shoah, verzamelt documenten en interviews van overlevenden.

In 1991 vindt in New York het congres „The Hidden Child“ (Het Ondergedoken Kind) plaats. In navolging ervan stichten Belgische overlevenden l´Enfant Caché asbl (EC)/vzw Het Ondergedoken Kind (OK). Marcel Frydman (psycholoog en voormalig voorzitter van OK) heeft het over de start van een therapeutisch proces. De verborgen kinderen van weleer praten vaak voor het eerst over hun ervaringen.

De organisatie telt op een bepaald moment wel 1.800 leden, vandaag zijn het er iets meer dan 500. De leden zien het als hun primaire taak te getuigen over hun verhaal. In 1991 staat de erkenning van de status als slachtoffer van de Shoah centraal. Op initiatief van de vzw worden veel hulpverleners als „Rechtvaardige onder de Volkeren“ in Yad Vashem onderscheiden. Momenteel engageert de vzw zich voor de bouw van een muur van „Rechtvaardigen“ op de centrale herdenkings­plaats in Anderlecht. Daarop zouden de namen van diegenen komen te staan die Joodse kinderen hebben verborgen en gered. ÄW