Het tehuis in Wezembeek-Oppem

Op 1 september 1942 wijzen de Duitse bezettingsautoriteiten de Vereeniging van Joden in België (VJB) een gebouw toe op de Mechelsesteenweg in Wezembeek-Oppem om een tehuis op te richten voor kinderen in nood. Velen van hen zijn na de arrestatie en deportatie van hun ouders weeskinderen geworden.

De VJB is in november 1941 op bevel van de bewindvoerder in het militair bestuur in België als Joodse dwangorganisatie opgericht. Van de kinderen en het personeel in het tehuis moeten precieze registratielijsten bijgehouden worden, die ook de Gestapo kan inkijken.

De razzia van 30 oktober 1942

Al enkele weken na de opening van het kindertehuis beslissen de Duitse bezettingsautoriteiten de oprichting ongedaan te maken. In de namiddag van 30 oktober 1942 houden meerdere voertuigen halt voor het gebouw. Gewapende SS-mannen dringen het huis binnen, doorzoeken de kantoren en vernielen de telefooninstallatie. Alle medewerkers en 58 kinderen – de jongsten deden net hun middagdutje, de oudsten liepen school in het gebouw – moeten zich verzamelen in het hoofdgebouw. De kinderen en het Joodse personeel worden met een vrachtwagen naar het verzamelkamp in Mechelen gebracht.

De niet-Joodse poetsvrouw slaagt erin meteen Yvonne Névejean, de directrice van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK), te informeren, die op haar beurt de Belgische koningin Elisabeth – erevoorzitster van het NWK – op de hoogte brengt. Door haar tussenkomst bij de hoogste bewindvoerder van het militair bestuur in België worden op dezelfde avond nog alle kinderen van het tehuis weer vrijgelaten. Het lukt zelfs om zeven andere kinderen die gedeporteerd zouden worden mee te nemen naar het tehuis.

Op een nacht ging de deurbel en klonk er geroep: « Doe open, hier is Wezembeek! » Meerdere Duitse legerauto´s stonden voor het huis. De kinderen van een ander Joods tehuis stapten uit. […] Ieder van ons sliep samen met een van de vreemde kinderen in zijn bed. Ik deelde mijn bed met Moses, die door de onrust of ondervoeding vreselijke diarree had en me daardoor de hele nacht wakker hield. De volgende ochtend vertrokken de Wezembeekse kinderen terug naar hun kindertehuis.”

In een kindertehuis in Brussel maakt Adi Bader de bevrijding van de Wezembeekse kinderen uit het kamp in Mechelen mee.

Het Ondergedoken Kind

Tot aan de zomer van 1944 zorgen Marie Albert en haar personeel voor voedsel, kledij en zionistisch onderwijs voor de kinderen. Regelmatig vinden huiszoekingen plaats door de Gestapo, zodat de angst om opgepakt te worden permanent aanwezig is. In augustus 1944 wordt Marie Albert uiteindelijk gewaarschuwd voor een dreigende, grote razzia. Ze vraagt daarop Yvonne Névejean om hulp bij het verbergen van de kinderen. Het lukt inderdaad om zo goed als alle 100 kinderen tot aan de bevrijding van Brussel op 4 september 1944 te laten „verdwijnen“. Enkele dagen later keren de kinderen terug naar het tehuis. Langzaamaan emigreren de kinderen naar overlevende familieleden of kennissen in Amerika en Palestina, respectievelijk Israël. AS