In België wordt vanaf juni 1940 een Militärverwaltung (militair bestuur) ingesteld onder legerbevelhebber Alexander von Falkenhausen en Eggert Reeder, de machtige chef van het militair bestuur, en zal tot juli 1944 bestaan. Het behoudt – anders als in andere bezette landen – zijn dominante positie ten opzichte van het Reichssicherheitshauptamt (overkoepelende veiligheidsdienst van het Duitse Rijk), i.e. tegenover de SS en de Gestapo. Het doel is vooral de economische uitbuiting van België en binnenlandse veiligheid. De Sipo-SD (politie-veiligheidsdienst), de Geheime Feldpolizei en de Feldgendarmerie (Wehrmacht) zijn onderhevig aan het militair bestuur. Ze leveren allemaal een belangrijke bijdrage aan de vervolging, arrestatie en deportatie van de Joodse bevolking in België en zijn eveneens betrokken in de strijd tegen het Belgisch verzet.
België onder Duitse bezetting
Breendonk
Het Fort Breendonk, gelegen tussen Brussel en Antwerpen, doet vanaf de zomer van 1940 dienst als gevangenis. Officieel is het een opvang- en doorreiskamp, de omstandigheden zijn er echter even verschrikkelijk als in een concentratiekamp. Breendonk valt onder het militair bestuur, de leiding en bewaking van het kamp worden eerst door de Duitse SS uitgevoerd, vanaf de herfst in 1941 wordt een Vlaams SS-luik ingezet.
De eerste gevangenen zijn Joden die anti-Joodse verordeningen hebben geschonden. Vanaf 1942 bestaan de gevangenen vooral uit verzetsstrijders. Van de ca. 3.600 gevangenen tijdens de bezetting zijn er ongeveer 500 Joods. Ruim 1.700 gevangenen uit Breendonk worden daar of in concentratiekampen vermoord.
Breendonk is berucht voor de systematisch uitgevoerde folteringen waardoor honderden mensen het leven lieten.
Wie foltering heeft ondergaan, kan zich niet meer thuisvoelen in deze wereld. Het mensonwaardige aspect van vernietiging raak je niet meer kwijt. Al vanaf de eerste slag verlies je gedeeltelijk het vertrouwen in de wereld, dat uiteindelijk door de foltering niet meer in volle omvang hersteld wordt. Dat de medemens als tegenstrever wordt beschouwd, blijft de gefolterde bij als constante ontzetting: niemand kijkt nog reikhalzend uit naar een wereld waarin het principe van hoop overheerst.
(Jean Améry: Jenseits von Schuld und Sühne: Bewältigungsversuche eines Überwältigten. München: Szeszny 1966, p. 70.)
Vereeniging van Joden in België (VJB)/Association des Juifs en Belgique (AJB)
Op 25 november 1941 kondigt het militair bestuur een verordening af over de opgelegde stichting van een vereniging van Joden in België. Het vooropgestelde doel is de „emigratie van Joden“ evenals de oprichting en het bestuur van Joodse volksscholen. Alle Joden in België zijn verplicht betalende leden.
Sinds juli 1942 betrekken de Duitsers de VJB bij de vervolgingsmaatregelen. Zo moet de VJB in juli 1942 een „Jodenregister“ opstellen, vanaf juli 1942 tot de zomer van 1944 een lijst met namen van in België wonende Joden bijhouden, de tewerkstellingsbevelen voor de deportaties uit Mechelen verspreiden, de naar Frankrijk overgebrachte Joodse dwangarbeiders van onderhoud voorzien en kinder- en bejaardentehuizen besturen. De tehuizen zijn er niet ter bescherming van de bewoners. Omdat de bewoners bij de Gestapo bij naam gekend zijn, kunnen ze op elk moment gedeporteerd worden. Onder die druk doen de leidinggevenden van de tehuizen er alles aan om de bewoners te beschermen. ÄW