Het Belgische vluchtelingenbeleid

Ongeveer 25.000 Duitse en Oostenrijkse Joden komen tussen maart 1938 en mei 1940 naar België. Wanneer België capituleert, verblijven er nog 13.250 van hen in het land.

Het Belgische beleid over de Duits-Joodse vluchtelingen is aan het einde van de jaren 30 het liberaalste in heel Europa, maar niet zonder tegenstrijdigheden.

Wie illegaal het land binnenraakt, kan ook eind 1939 nog rekenen op een gedoogbeleid. Wie echter bij een vluchtpoging via de groene grens naar België door de Belgische grenspolitie wordt gevat, moet rekening houden met een onmiddellijke terugwijzing naar het Duitse Rijk. Het gedoogbeleid voor vluchtelingen is echter al aan het begin van de jaren 30 afhankelijk van de Joodse hulporganisaties die voor opvang zorgen.

De Duitstalige Belgische krant GrenzEcho uit Eupen (van 25 januari 1939) brengt bijna dagelijks verslag uit over Joodse mannen, vrouwen en kinderen die proberen naar België te vluchten.

© GrenzEcho

Émile Vandervelde (1866-1938) is een Belgisch sociaaldemocraat van het eerste uur. In de Eerste Wereldoorlog staat hij symbool voor het verzetsbeleid tegen de Duitse bezetter. In de Spaanse burgeroorlog uit hij zich als uitgesproken internationalist tegen de neutraliteit van België en voor de strijd tegen het fascisme. Nog tot kort voor zijn dood strijdt hij voor een gedoogbeleid voor de Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland in België.

© Archief van de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek

Het eerste en grootste verzamelkamp voor Joodse vluchtelingen ligt in Merksplas. Met de opvang in kampen ondermijnen de vluchtelingencomités al vanaf oktober 1938 het beleid van de minister van Justitie, die wil doorgaan met terugwijzingen. Wie in Merksplas is aangemeld, wordt automatisch gedoogd. Tot mei 1940 leven op verschillende momenten in totaal 1.390 mannen in dit kamp.

© Wikimedia Commons, Auteur: NikkiV

Vluchtelingen in het verzamelkamp Marneffe 1939.
Marneffe wordt midden 1939 opgericht voor Joodse vluchtelingenfamilies. In de kampen worden omscholingen en opleidingen aangeboden. Ze kunnen dienen als voorbereiding op emigratie.

© USHMM (Photograph Number 45888). Provenance: Ruth Adler

De Belgische grenscontroles worden vanaf mei 1938 duidelijk verstrengd, na de annexatie van Oostenrijk bij het Duitse Rijk in maart 1938 proberen namelijk duizenden Oostenrijkse Joden naar België te vluchten. De Belgische grenspolitie stuurt aangehouden Joodse kinderen en volwassenen genadeloos terug naar het Duitse Rijk.

De gedoogpraktijk voor Joodse vluchtelingen is in de Belgische politieke klasse en bij de bevolking in zijn geheel geenszins onomstreden. Pas na de Kristallnacht in 1938 komt er een brede consensus om de Joodse vluchtelingen die het land zijn binnengeraakt, niet uit te wijzen. Na een grootschalige campagne van de voorzitter van de socialistische Belgische arbeiderspartij, Émile Vandervelde, en de voorzitter van het Comité d’Assistance aux Réfugiés Juifs (CARJ, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingen), Max Gottschalk, worden uitwijzingen naar het Duitse Rijk officieel opgeschort.

Begin 1939 is het ook nog mogelijk legaal naar België te reizen. Wie kan bewijzen dat hij een baan in België of goede vooruitzichten op een doorreis naar een derde land heeft, ontvangt een visum. Zelfs opleidingsvisa worden op dat moment nog verstrekt – en er zijn kindertransporten.

Het Belgische vluchtelingenbeleid tegenover de Duitse Joden is tot aan de inval van de Duitsers gekenmerkt door pragmatisme en humanisme. Ook wanneer er wezenlijke impulsen in het land worden gegeven om de ongewenste vluchtelingen het land uit te zetten, loopt de gedoogpraktijk verder. Wie erin slaagt illegaal het land binnen te komen, mag blijven. ÄW