Henriette Derschowitz, geboren in 1934, en haar drie jaar oudere broer Erich brengen hun eerste levensjaren door bij hun moeder Charlotte Derschowitz in het 18e Weense gemeentedistrict Währing. Na de zogenaamde Anschluss op 12 maart 1938 en het daarmee gepaard gaande antisemitische geweld, beslist Charlotte Derschowitz haar kinderen te laten dopen. Door de bekering hoopt ze op betere levensomstandigheden en een succesvolle vluchtpoging naar het buitenland.
In die periode wordt Henriette opgenomen in de Kinderübernahmestelle (KÜST) in de Lustkandlgasse 50 in Wenen. De KÜST fungeert als centraal opvang- en plaatsingscentrum voor kinderen en jongeren die thuis niet de nodige zorg kunnen krijgen. Tijdens het nationaalsocialisme is de KÜST betrokken bij het selectie- en vernietigingsprogramma voor kinderen met een beperking, „moeilijk opvoedbare“ en andere „ongewenste“ kinderen en jongeren. In februari 1939 slaagt de Joodse Gemeenschap Wenen erin het kind te verplaatsen naar het Joodse tehuis voor kleine kinderen in de Untere Augartenstraße 35. Henriette verblijft er tot aan haar reis met het kindertransport.
Met steun van het internationale centrum van de Society of Friends (Quakers) in Wenen en onder leiding van het Comité des Avocates de Belgique pour l’Aide aux Enfants réfugiés d’Allemagne (Hulpcomité van Belgische Advocaten voor Vluchtelingenkinderen uit Duitsland) in Brussel – beide organisaties die christelijke, niet-arische kinderen helpen – lukt het Henriette en haar broer Erich om op 24 juni 1939 samen met 21 kinderen naar België te emigreren.
Na de annexatie en de noodsituatie van Joodse families in Oostenrijk mochten een paar Joodse meisjes en ik op 24 juni 1939 naar België reizen. Ik was vijf en half jaar oud, de op een na jongste van de groep. Ik herinner me dat een ander meisje in de trein me enkele Franse basisbegrippen bijbracht: « s´il vous plaît, merci, bonjour monsieur, madame ».
In het station werden we door Belgische hulpverleensters onder leiding van mevrouw de Munter-Latinis, organisator van het transport, verwelkomd.
(© Henriette Derschowitz 2012)
In Brussel vangen Arthur en Irma Scauflaire Henriette op. Ze hadden zich kort ervoor gemeld bij het zien van een oproep in de krant Le Vingtième Siècle om een Joods kind uit het Duitse Rijk op te vangen. Na intensief contact met Dr. Marguerite de Munter-Latinis, de voorzitster van het Comité des Avocates (Comité van Advocaten), krijgen ze de toestemming om het kind in huis te nemen.
Henriette Derschowitz blijft 15 jaar lang – tot aan haar huwelijk in 1954 – pleegdochter in het gezin Scauflaire in Brugelette. Dankzij hulp van de burgemeester, die elk jaar haar verblijfsvergunning verlengt en andere buren die op de hoogte zijn van haar verhaal, wordt haar identiteit geheimgehouden en kan ze aan arrestatie en deportatie ontkomen. In 2002 onderscheidt Yad Vashem Arthur Scauflaire en Irma Scauflaire Lemaire voor deze redding als „Rechtvaardige onder de Volkeren“.
Erich Derschowitz wordt al bij aankomst in België van zijn zus gescheiden. In het station van Herbesthal wachten de Zusters Franciscanessen van het klooster Moresnet hem en vier andere jongens op. In het kindertehuis van Saint-François in Baelen-sur-Vesdre wordt hij meer dan vijf jaar onder hoede van Henriette Kraft (zuster Leonarda) beschermd tegen nationaalsocialistische vervolging. Na de oorlog in 1945 worden broer en zus herenigd. Erich kan samen met zijn zus Henriette bij de Scauflaires wonen.
Ze zien hun moeder Charlotte Derschowitz niet meer terug. Ze raakt kennelijk via België in Londen, vanwaar enkele brieven haar kinderen bereiken. Aan het begin van de oorlog in september 1939 verdwijnt echter elk spoor. Waarschijnlijk is ze een van de slachtoffers van de Duitse bombardementen op Groot-Brittannië. AS
Portret van Henriette Derschowitz: © Henriette Derschowitz