De 17 kindertransporten

Op 24 november 1938 geven de Belgische autoriteiten Jenny Fink, vicevoorzitster van het Antwerpse comité Voor het Joodsche Kind van Duitschland, toestemming om “met een groep van 16 kinderen naar België te reizen”. Na dit eerste en relatief kleine transport volgt er op 13 december nog een transport met 59 kinderen, georganiseerd door het Comité d‘Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen) in Brussel. Tot 17 juli 1939 faciliteren het CAEJR en Voor het Joodsche Kind van Duitschland elk zeven transporten met bijna 1.000 kinderen uit het toenmalige Duitse Rijk. Onder hen bevinden zich meer dan 100 kinderen uit alle hoeken van het Rijnland en Westfalen, net als ongeveer 60 kinderen uit Keulen. Na Wenen (meer dan 200 kinderen) en Berlijn (114 kinderen) is dit de grootste groep kindertransporten naar België.

Dortmund, 8 maart 1939:
schoolrapporten voor Leo Reiter

Aan een kindertransport gaat een enorme bureaucratische rompslomp vooraf. Leo Reiter dient schoolrapporten in, o.a. van de middelbare school Jawne in Keulen. Zijn inspanningen zijn helaas tevergeefs. Hij wordt niet toegelaten voor een kindertransport naar België. Om zijn emigratie naar Palestina voor te bereiden, werkt hij in een hachsjara-kamp op de landbouwnederzetting Steckelsdorf in Brandenburg. In juli 1942 wordt hij naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.

© Martin-Buber-Institut, ULB Brussel

Rosi Karfiol, 1953

© The Bennett Banner, januari 1953

Bielefeld, 14 maart 1939:
brief van Dr. Rosi Karfiol aan het Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen (CAEJR)

Dr. Rosi Karfiol, die eerst bij het Provinciebestuur voor Joods Maatschappelijk Welzijn in de Rijnprovincie in Keulen werkt, staat vanaf 1 februari 1939 aan het hoofd van de Westfaalse zusterorganisatie.

© Martin-Buber-Institut, ULB Brussel

Op 24 juni en 7 juli 1939 kunnen 37 “niet-arische”, christelijke kinderen uit Wenen onder leiding van het Comité des Avocates (Comité van Advocaten) en het Hulpcomité voor Protestantse Vluchtelingen uit Duitsland vluchten. Het gaat hier deels over Joodse kinderen die gedoopt zijn om aan vervolging te ontkomen.

Het vermoedelijk jongste kind op een kindertransport naar België is Martha Szmulewicz uit Keulen. Op 12 januari 1939 wordt het zeven maanden oude meisje samen met haar broer en zus van drie en vier jaar op het station Brussel-Noord door haar ouders opgewacht. In 1943 wordt het gezin opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd. Een van de oudste kinderen was de 17-jarige Miriam Rothschild, die als kinderverzorgster uit het Israëlitisch Weeshuis Dinslaken op 20 december 1938 in België aankomt. Ze emigreert in maart 1939 naar Palestina.

De planning van de emigratie van meer dan 150 onbegeleide kinderen uit kleine en grote steden van het Rijnland en Westfalen naar België is onder de toenmalige omstandigheden een immense prestatie. De hulpverleners in de welzijnsorganisaties van de verschillende Joodse gemeenschappen, de Sociale Commissie voor Joods Welzijn in Westfalen en Lippe met zetel in Bielefeld en in het bijzonder het Provinciebestuur voor Joods Maatschappelijk Welzijn in de Rijnprovincie met vestiging in Keulen waren hiervoor verantwoordelijk.

Op 15 juni 1939 verlaat het laatste kindertransport, georganiseerd door het CAEJR, het centraal station in Keulen. 27 jongens en meisjes komen om 18:22 uur in het Belgische grensstation van Herbesthal aan en zetten hun reis naar Brussel na een korte onderbreking verder.

Enkele dagen voor vertrek richtte het CAEJR een brief aan de Joodse Gemeenschap Wenen: “Dit transport bevat slechts een fractie van het voorziene aantal kinderen, aangezien de plaatselijke autoriteiten alle transporten hebben afgeschaft. We zetten onze inspanningen natuurlijk verder en zullen u uiteraard op tijd informeren als we nieuwe transporten met succes kunnen organiseren.” Voor de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog slagen ze echter niet meer in hun opzet. AS