Voorlopig gered

Uit het hele Duitse Rijk kunnen in 1938 en 1939 zo´n duizend Joodse kinderen aan uitsluiting en vervolging in het nationalsocialistische Duitsland ontsnappen: met 17 kindertransporten worden ze in België in veiligheid gebracht – een slechts voorlopige veiligheid, zoals zal duidelijk worden in mei 1940.

Hoewel uitsluiting en ontrechting van de Joden in Duitsland al in 1933 begon en steeds meer op de voorgrond trad, tonen de meeste Europese en overzeese staten weinig bereidheid om Joodse vluchtelingen op te vangen. Onder de indruk van de Kristallnacht van 1938 laat Groot-Brittannië 10.000 Joodse kinderen en jongeren het land inreizen. Ook andere Europese staten vangen in geringere mate kinderen op.

Keulen, zomer 1930:
Bernhard Kaplan, zijn broer Alfons en de zussen Fredi, Henriette en Grete Grünbaum in de tuin van hun huis, Thürmchenswall 44. De vijf kinderen kunnen begin 1939 uit Duitsland vluchten. Henriette, Fredi en Grete Grünbaum worden gered door een Jawne-kindertransport naar Groot-Brittannië. Ze overleven de oorlog in Engeland. Hun neven Bernhard en Alfons Kaplan zijn aangemeld voor het kindertransport naar België, maar ze emigreren “onofficieel” al eerder met toestemming van het Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen (CAEJR). Door de Duitse bezetting van België dreigt opnieuw vervolging. In augustus 1942 worden ze van Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.

© Henny Franks

Brussel, 14 december 1938:
brief van de achtjarige Heinz Löwenhaar aan het Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen (CAEJR) met de vraag om hulp.

Karl en Rita Löwenhaar reizen op 13 december 1938 officieel met het kindertransport naar België. Hun moeder Gertrude reist illegaal. In september 1943 deporteert de Duitse bezetter Gertrude Neumann met haar drie kinderen naar Auschwitz.

© Martin-Buber-Instituut, ULB Brussel

In België verordent de minister van Justitie op 22 november 1938 de binnenkomst en het tijdelijke verblijf van 250 kinderen en jongeren en midden januari 1939 komen er nog 750 bij. De goedkeuring komt er op voorwaarde dat de facilitering van het transport en vooral het verblijf van de kinderen in België privé gefinancierd wordt, wat een groot engagement van vele gezinnen, individuen en hulpcomités vereist. Hoofdzakelijk bewerkstelligen het _Comité d‘Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen)_in Brussel en het comité Voor het Joodsche Kind van Duitschland in Antwerpen het organisatorische verloop.

De centrale organisatie in het Duitse Rijk ligt in handen van de Abteilung Kinderauswanderung der Reichsvertretung der Juden in Deutschland (Afdeling Kinderemigratie van de Rijksvertegenwoordiging van de Joden in Duitsland) in Berlijn en de Abteilung Kinderauswanderung (Afdeling Kinderemigratie) van de hulpcentrale van de Israelitische Kultusgemeinde Wien (IKG, Joodse Gemeenschap Wenen). Enkel dankzij de inzet van maatschappelijk werksters als Käte Rosenheim in Berlijn en Rosa Rachel Schwarz in Wenen en vele vrijwilligers, van wie de namen vandaag vaak vergeten zijn, kan de emigratie van bijna 1.000 kinderen slagen. Voor het Rijnland neemt het Provinzialverband für jüdische Wohlfahrtspflege in der Rheinprovinz (Provinciebestuur voor Joods Maatschappelijk Welzijn in de Rijnprovincie) met zetel in Keulen de centrale taken op zich.

De stad Keulen krijgt omwille van zijn geografische ligging en de grootte van de Joodse gemeenschap een bijzondere rol toebedeeld. Uit alle hoeken van het toenmalige Duitse Rijk komen kinderen die een transportgoedkeuring hebben naar het centraal station van Keulen. In de gebouwen van het Bureau voor Welzijn van de Joodse Gemeenschap Keulen, gelegen in de Rubensstraße 33, krijgen ze eerst eten en drinken. Joodse gezinnen uit Keulen nemen de kinderen, die nog een nacht moeten wachten tot hun trein naar Brussel vertrekt, in huis. Medewerkers van het Provinciebestuur begeleiden de kinderen ten slotte naar de trein, die via Aken en Herbesthal naar Brussel en Antwerpen rijdt.

De in België gearriveerde kinderen worden in kindertehuizen of privé bij Belgische Joodse en niet-Joodse gezinnen ondergebracht. Een aanzienlijk deel van de kinderen had familieleden die hen konden opvangen in het land. De kinderen zijn op die manier uit handen van de Duitse vervolger gebleven. Dit verandert op 10 mei 1940 radicaal door de Duitse bezetting van België. Van de bijna 1.000 kinderen die met de kindertransporten in België zijn geraakt, zal vermoedelijk een derde alsnog slachtoffer van de Shoah worden. AS, ÄW