Op 30 juli 1930 trouwen Simon Birenbaum en Salka Fleszer voor de wet in het stadhuis van Keulen. Een van de getuigen is Aron Jachimowicz, een vriend van de familie en buurman in de Thürmchenswall 44. Enkele jaren voordien emigreerden Simon en Salka uit Polen. Op de Kleiner Griechenmarkt 30 baat de schoenmaker Simon Birenbaum een atelier uit waar hij schoenen en toebehoor verkoopt. De woonruimtes bevinden zich in het bijgebouw. In het Israelitisches Asyl (Israëlitisch Ziekenhuis) in Köln-Ehrenfeld zet Salka Birenbaum haar kinderen Jenny (1929), Esther (1931) en Joseph (1932) op de wereld. Na de geboorte van Herschel in 1936 is het gezin compleet.
Na de machtsovername van de nationaalsocialisten komt ook het gezin Birenbaum met uitsluiting en geweld in aanraking. Op 28 oktober 1938 wordt Simon Birenbaum tijdens de zogenaamde Polenaktion uit Duitsland uitgewezen en naar de Poolse grens verdreven. Tijdens de Kristallnacht van 1938 wordt zijn winkel geplunderd en het interieur vernield.
Salka Birenbaum, nu een alleenstaande moeder, besluit een vluchtpoging voor haar drie oudste kinderen in gang te zetten – enkel de tweejarige Herschel blijft bij haar. In december 1938 kunnen Jenny en Esther met hulp van een kennis naar België emigreren. Joseph wordt door het Comité d’Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés Comité d‘Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen) in Brussel voor het kindertransport aangemeld. Op 9 maart 1939 krijgt mama Salka het geruststellende nieuws “dat alle kinderen van het bijzonder groot transport [136 kinderen] veilig en wel in Brussel zijn aangekomen”. Joseph heeft geluk: hij vindt onderdak bij het gezin Lemarchand, waar ook zijn twee zussen Jenny en Esther wonen.
De situatie van de broer en zussen verandert ingrijpend na de Duitse inval in België. In 1942 beslist het gezin Lemarchand Joseph bij het Orphelinat Israélite de Bruxelles (Israëlitisch Weeshuis Brussel) af te geven. Hij wordt zo gescheiden van zijn zussen die nog een tijdje bij het gezin kunnen blijven.
In de nazomer van 1944 wordt de situatie in het weeshuis voor de kinderen alsmaar penibeler. Er vinden steeds vaker razzia´s plaats. De groep kinderen wordt in kleinere groepen verdeeld in katholieke instellingen.
Jezuïet en pater Maurice Robinet verbergt Joseph Birenbaum en ettelijke andere kinderen in de parochiezaal van het klooster. Daar maken ze op 3 september 1944 de bevrijding van Brussel mee. Eindelijk kunnen ze terug naar het weeshuis. Iedereen wacht er ongeduldig op een teken van leven van hun famlilie. Na vele weken verneemt Joseph dat zijn zussen nog leven: Jenny heeft de deportatie naar Auschwitz-Birkenau overleefd, Esther kon in België onderduiken. Hun ouders en kleine broer zien ze echter nooit terug.
Simon, Salka en Herschel Birenbaum verdwijnen in het getto van Stanisławów. Een postzegel met een stempel en een stukje van de handtekening van de vader vormen het enige aandenken, aangezien Josephs zus uit angst voor razzia´s foto´s en brieven had moeten verbranden.
Een tv-uitzending op de Franstalige Radio- en Televisieomroep (RTBF) in februari 1997 waarin het verhaal van de Ondergedoken Kinderen centraal staat, zet Joseph Birenbaum ertoe aan op zoek te gaan naar sporen van zijn vermoorde ouders. Enkele jaren later publiceert hij zijn levensverhaal Les chaînons manquants (De ontbrekende schakels).
In de lente van 2018 gebeurt iets totaal onverwachts: Joseph Birenbaum krijgt nieuws uit Amerika waar hij al zo lang naar op zoek is: de nakomelingen van Aron Jachimowicz, de getuige van zijn ouders op het stadhuis in Keulen, sturen familiefoto´s door. Op een ervan is Joseph Birenbaum afgebeeld in 1938 in de Volksgarten van Keulen met zijn drie broers en zussen, moeder Salka en vader Simon Birenbaum. Joseph Birenbaum woont vandaag in Brussel. AS
Portret van Joseph Birenbaum: © Joseph Birenbaum