Na de gebeurtenissen tijdens de Kristallnacht richten honderden bezorgde ouders zich na slechts enkele dagen tot de welzijnsorganisaties van de Joodse Gemeenschap Keulen en tot het Provinciebestuur voor Joods Maatschappelijk Welzijn in de Rijnprovincie, beide gevestigd in de Rubensstraße 33 in Keulen. Ze nemen de zware beslissing om op zijn minst hun kinderen zo snel mogelijk naar het redding biedende buitenland te sturen.
Margrethe Rosenheim (1894-1942), Elli Gottschalk en vele andere, onbekende hulpverleners van het Bureau voor Jeugdzorg van de Joodse Gemeenschap Keulen lijsten de aanvragen op, bezorgen de nodige reisdocumenten en zoeken naar mogelijke familieleden of voogden in België. Aangezien het Bureau voor Jeugdzorg als lokale autoriteit slechts adviesrecht heeft, is het aan de adviseurs om de urgentie te benadrukken.
Onder leiding van advocate Dr. Margarete Berent (1887-1965) en rechter Siegfried Ikenberg (1887-1972) coördineren in het Provinciebestuur Dr. Rosi Karfiol, Dr. Käthe Meta Lux (1879-1943) en vele hulpverleners, van wie de namen en daden vandaag in de vergetelheid zijn geraakt, het zo vlot mogelijke verloop van de kindertransporten in overleg met de comités in Brussel en Antwerpen, de Joodse Gemeenschap Wenen en de Rijksvertegenwoordiging van de Joden in Duitsland in Berlijn. Ook de praktische hulp ter plaatse komt uit hun kringen: ze vangen de kinderen aan het centraal station in Keulen op, bewaren hun bagage, bezorgen hen maaltijden, stellen slaapplaatsen tot aan de doorreis ter beschikking en begeleiden hen opnieuw naar de trein. Op 7 december 1938 breekt Margarete Berent succesvol een lans bij het Comité d‘Assistance aux Enfants Juifs Réfugiés (CAEJR, Hulpcomité voor Joodse Vluchtelingenkinderen) voor de tienjarige Egon Berlin uit Koblenz: “Wij vragen u de jongen te laten aansluiten bij het transport van de kinderen uit het weeshuis van Dinslaken. Zijn zus is eveneens voor dit transport aangemeld. Het is wenselijk dat broer en zus samenblijven.”
Egon en Ingeborg Berlin bereiken op 20 december 1938 samen Brussel.
Door het niet-aflatende werk van het Bureau voor Jeugdzorg van de Joodse Gemeenschap en het Provinciebestuur kunnen minstens 56 kinderen die bij naam gekend zijn vanuit Keulen naar België vluchten – een voorlopige redding. AS